Honden kunnen verschillende schildklierproblemen hebben. Een veelvoorkomend probleem is een traag werkende schildklier, ook wel hypothyreoïdie genoemd. In Nederland hebben tussen de vier- en zestienduizend honden deze aandoening. Schildkliertumoren komen minder vaak voor. De werking van de schildklier kan worden gemeten met een bloedonderzoek, maar dit is niet altijd betrouwbaar. Voor een diagnose moeten vier voorwaarden worden voldaan (zie onder). Alles moet kloppen.
Honden met hypothyreoïdie zijn vaak sloom en stijf, en ze slapen graag op warme plekken. Hoewel hun eetlust normaal blijft, worden ze vaak zwaarder. Hun vacht kan uitvallen en de huid dikker worden zonder dat er sprake is van jeuk. Teven met hypothyreoïdie worden niet loops en de hond heeft een trage hartslag.
Sommige honden hebben ook last van diarree, vergrote melkklieren, een dunne vacht, donkere plekken in de huid, of huidontstekingen. Bij sommige honden raken de zenuwen bekneld, wat kan leiden tot kreupelheid, een scheve kop of verlamde aangezichtsspieren.
Als uw hond veel drinkt en plast, is het waarschijnlijk geen schildklierprobleem.
Ook andere ziekten kunnen leiden tot een laag T4 (schildklierhormoon) in het bloed. Daarom meten we ook TSH (schildklier stimulerend hormoon), dat verhoogd is bij een traag werkende schildklier.
Voor de diagnose moeten deze vier punten kloppen:
Als alle vier de punten kloppen, kan de behandeling beginnen. De sloomheidsklachten moeten binnen twee weken verminderen, terwijl de huidklachten maanden kunnen duren om volledig te herstellen.
Als een van de punten niet klopt, is verder onderzoek nodig. Een levenslange behandeling starten is dan voorbarig.
Hypothyreoïdie wordt behandeld met schildklierhormonen die levenslang gegeven moeten worden. Bekende medicijnen zijn L-thyroxine, Forthyron®, en Thyroxal®.
Na het starten van de behandeling is monitoring belangrijk:
Het wordt aangeraden om na 4-8 weken opnieuw bloedonderzoek te doen om de juiste dosering van de medicijnen te bepalen. Overleg met de dierenarts hoeveel uur er moet zitten tussen het geven van medicijnen en het afnemen van bloed.
Schildkliertumoren komen meestal voor bij middelbare of oudere honden. Ze zijn vaak in de hals te voelen, maar soms ook in de borstkas. Dit probleem komt vaker voor bij de Duitse Staande Langhaar.
Schildkliertumoren zijn meestal kwaadaardig en kunnen uitzaaien naar lymfeklieren en longen.
Meestal is de hormoonproductie van de schildklier niet verhoogd of verlaagd. Tumoren worden vaak per toeval ontdekt. Soms veroorzaken ze benauwdheid, hoesten, slechte eetlust, gewichtsverlies, slikproblemen of nekpijn.
Als de tumor hormonen produceert, kan dit leiden tot veel drinken en plassen, gewichtsverlies, hijgen en vermoeidheid. Minder vaak voorkomende klachten zijn diarree en onrust.
Bijna altijd is er sprake van een voelbare dikte in de hals. Soms is het T4-niveau verhoogd.
Als de tumor niet is vergroeid met de omgeving, is een operatie vaak mogelijk. Als de tumor vastzit of is uitgezaaid, kan behandeling met radioactief jodium een optie zijn. Soms worden beide behandelingen gecombineerd. Na een operatie worden vaak schildklierhormonen gegeven om hergroei van de tumor te remmen. Chemotherapie is meestal niet erg effectief.
Vroege behandeling is cruciaal. Hoe kleiner de tumor bij ontdekking, hoe groter de kans op een succesvolle operatie.